Van de 800.000 zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) met een hoofdinkomen uit ondernemerschap, betaalt ruim een vijfde premie voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov). Dit aandeel is gedaald van 23,4% in 2011 tot 21,9% in 2013, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek CBS.
Bij medewerkers in loondienst wordt verplicht een arbeidsongeschiktheids- en pensioenpremie ingehouden, maar zelfstandigen zijn niet verplicht verzekeringen tegen inkomensverlies af te sluiten. Ze zijn zelf verantwoordelijk voor hun pensioenopbouw, bijvoorbeeld via lijfrente en een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Hoe hoger het inkomen, des te vaker zzp'ers zich verzekeren tegen het arbeidsongeschiktheidsrisico. Zelfstandigen met personeel (zmp’ers) verzekeren zich vaker tegen arbeidsongeschiktheid dan zzp’ers: in 2013 was bijna 35% van de zmp’ers verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Het CBS geeft geen verklaring voor het feit dat het percentage verzekerden is teruggelopen.
Vrouwen die werken als zzp’er sluiten relatief minder vaak een verzekering af tegen arbeidsongeschiktheid dan mannen. Ook zonder partner in huis hebben vrouwelijke zzp’ers minder vaak een arbeidsongeschiktheidsverzekering dan mannen: 13% tegen 19%. Hebben ze wel een partner met wie ze samenwonen, dan betalen vrouwen die werken als zzp’er relatief minder vaak aov-premie: 9%. Mannen verzekeren zich als er een partner in huis is juist vaker tegen arbeidsongeschiktheid: 33%.
Jongeren zijn het minst vaak verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Ruim een op de tien zzp’ers tot 25 jaar betaalt een aov-premie. In de leeftijdsgroep 25 tot 45 jaar is een kwart verzekerd. In de leeftijdsgroep tot 65 daalt het aantal verzekerde zzp’ers licht. Vanaf 65 jaar is van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid vrijwel geen sprake meer: 1%. Zzp’ers betalen het vaakst arbeidsongeschiktheidspremie in de sectoren bouwnijverheid (40%), landbouw, bosbouw en visserij (ruim 30%) en financiële dienstverlening (eveneens ruim 30%). In de sectoren ‘cultuur, recreatie en overige diensten’, ‘handel, vervoer en horeca’ en ‘verhuur van en handel in onroerend goed’ betalen relatief de minste zzp’ers deze premie.
Bron: CBS
Publicatiedatum: 11 februari 2016